18170 |
pak, kostuum |
pak:
pak (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
aol (L292p Heythuysen),
geen verschil
aol (L292p Heythuysen),
beekaal:
beekaol (L292p Heythuysen),
haasaal:
haasaol (L292p Heythuysen)
|
aal, paling [DC 10 (1941)]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palm:
-
palm (L292p Heythuysen)
|
palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
25402 |
pan of ketel met het hete gietwater |
moor:
mūar (L292p Heythuysen),
tuit:
tø̜jt (L292p Heythuysen)
|
In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20]
II-1
|
32736 |
pand, bed |
bed:
bęt (L292p Heythuysen),
de volgende opgaven zijn meervoud
będǝ(n) (L292p Heythuysen),
drootvoren:
drǭt˲vǭrǝ (L292p Heythuysen
[(op natte grond)]
)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
sjoare (L292p Heythuysen),
sxōrə (L292p Heythuysen),
šūrə (L292p Heythuysen)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] || Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30475 |
pannen voegen |
pannen aansmeren:
panǝ ānšmē̜rǝ (L292p Heythuysen)
|
De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a]
II-9
|
19443 |
pannenlap |
tiesje:
tieske (L292p Heythuysen)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30474 |
pannenstrijker |
pannenstrijker:
panǝštrīkǝr (L292p Heythuysen)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
knijptang:
knīptaŋ (L292p Heythuysen),
nijptang:
nīptaŋ (L292p Heythuysen)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|