22866 |
schaatsijzer |
ijzer:
iezers (L292p Heythuysen),
schaats:
[sic]:
sjaatsə (L292p Heythuysen)
|
Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
18243 |
schabbernak |
aangeklede aap:
aangekledje aap (L292p Heythuysen)
|
wonderlijk kledingstuk [schabbernak] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25043 |
schaduw, lommer |
scheem:
de sjeem (L292p Heythuysen),
sjēēm (L292p Heythuysen),
sjéém (L292p Heythuysen),
(uitspraak als Ned. ee in heet).
sjēēm (L292p Heythuysen),
ps. niet omgespeld!
sjēēm (L292p Heythuysen)
|
(de) schaduw [DC 23 (1953)] || (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] || schaduw (lommer) [RND]
III-4-4
|
21092 |
schaften |
schaften:
schaften (L292p Heythuysen),
schoften:
sjoeften (L292p Heythuysen)
|
het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-3-1
|
21483 |
schafttijd |
schofttijd:
šofti.t (L292p Heythuysen)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
24465 |
schapenhorzel |
schaaphorzel:
schaophooersel (L292p Heythuysen),
schaapshorzel:
sjaopshorzel (L292p Heythuysen)
|
schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20696 |
schapenvet |
schaapsreut:
sjaopsreut (L292p Heythuysen)
|
Kent u het woord roet (of root, ruut, riet of iets dergelijks) in de betekenis van runder-, schapen- of geitenvet? Zo ja, in welke vorm? [DC 25 (1954)]
III-2-3
|
34494 |
scharrelen |
scharren:
šɛrǝ (L292p Heythuysen)
|
De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.]
I-12
|
17800 |
schede |
metsenschede:
metsesjei (L292p Heythuysen),
vliem:
vleem (L292p Heythuysen)
|
schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || Schede: het buisvormige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen dat toegang verleent tot de baarmoederhals, vagina (slot, foeter, keet, schede). [N 84 (1981)]
III-1-1, III-2-1
|
34115 |
schede van de koe |
vazel:
vāzǝl (L292p Heythuysen)
|
Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.]
I-11
|