26417 |
groot kamrad |
kroonrad:
kroonrad (Q039p Hoensbroek),
kroonwiel:
kroonwiel (Q039p Hoensbroek)
|
Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26]
II-3
|
20346 |
grootmoeder |
bestemoeder:
beͅstəmōdər (Q039p Hoensbroek),
grootmoeder:
grōtmōdər (Q039p Hoensbroek),
oma:
ōma (Q039p Hoensbroek)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
grōtau̯əš (Q039p Hoensbroek)
|
grootouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
bestevader:
beͅstəvādər (Q039p Hoensbroek),
grootvader:
grōt˃vādər (Q039p Hoensbroek),
opa:
ōpa (Q039p Hoensbroek)
|
grootvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
grôôet (Q039p Hoensbroek),
grôôt (Q039p Hoensbroek)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
grote hoop:
gruətə hōͅp (Q039p Hoensbroek),
hoop:
einen hôup (Q039p Hoensbroek),
hôôp (Q039p Hoensbroek),
vracht:
vrach (Q039p Hoensbroek)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || grote hoeveelheid (bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, mouk, del) [ZND A2 (1940sq)] || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groeëte hostie (Q039p Hoensbroek)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
marbel:
gekleurde knikker van glas
marbel (Q039p Hoensbroek)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
lijster:
līēster (Q039p Hoensbroek)
|
grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
huispoets:
hōēëspoets (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|