22675 |
grote trom |
dikke trom:
dikə trum (Q039p Hoensbroek)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25234 |
grote wolk |
wolk:
inne wolk (Q039p Hoensbroek)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18872 |
gruwelijk |
afschuwelijk:
iets aafschuwelijks (Q039p Hoensbroek)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32626 |
guano |
guano:
guano (Q039p Hoensbroek),
peru-guano:
peru-guano (Q039p Hoensbroek)
|
Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a]
I-1
|
18834 |
guitig |
guitig:
guitig (Q039p Hoensbroek)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
gulle (Q039p Hoensbroek),
inne gölle (Q039p Hoensbroek)
|
gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18541 |
gulp van een broek |
gulp:
gulp (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
roetsj:
rutsj (Q039p Hoensbroek),
rötsch (Q039p Hoensbroek),
rötsj (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gegund (Q039p Hoensbroek),
ze is um gegund (Q039p Hoensbroek),
zijn voor ...:
ze is vuur dich (Q039p Hoensbroek)
|
ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18856 |
gunst |
gunstig:
gunstig (Q039p Hoensbroek)
|
de welwillende, gunstige gezindheid van de ene persoon tegenover de andere [gunst, jonst] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
koude bijs:
(bies = wind).
de kou bīēs geet (Q039p Hoensbroek),
schrouw (weer):
sjrauw weer (Q039p Hoensbroek),
sjrauw wĕr (Q039p Hoensbroek),
schuiverachtig (weer):
sjōēverechtig (Q039p Hoensbroek),
schuiverig (weer):
sjōēverig (Q039p Hoensbroek),
sjōēverig weer (Q039p Hoensbroek),
zuur (weer):
zoer wêêr (Q039p Hoensbroek)
|
huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)]
III-4-4
|