e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lade schot: šōͅt (Hoensbroek) tafella [DC 53a (1978)] III-2-1
lage herenschoen, molière lage schoen: liejeg sjoon (Hoensbroek), liēëg sjoon (Hoensbroek), lîêg sjoon (Hoensbroek) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage klomp lage klomp: līǝgǝ [klomp] (Hoensbroek), riemenklomp: rēmǝ[klomp] (Hoensbroek) Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.] II-12
lage klomp? lage klomp: liejeg klŏmpe (Hoensbroek), lîêg klompe (Hoensbroek), riemenklomp: reeme-klômp (Hoensbroek) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3
lage, natte plekken in moeras zomp: zomp (Hoensbroek) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond lage, natte grond: liǝgǝ nātǝ gront (Hoensbroek), zure beemd: zȳrǝ bēmt (Hoensbroek) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lagenmaat laagverdeling: lǭǝx˲vǝrdēleŋ (Hoensbroek), metselstrepen: mɛtsǝlštrīǝpǝ (Hoensbroek) De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.] II-9
lagenverdeellat rijlat: rijlat (Hoensbroek) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.] II-9
lakschoen lakschoen: lak-sjoon (Hoensbroek), lakschjoon (Hoensbroek), laksjoon (Hoensbroek, ... ) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: lam (Hoensbroek), lamp (Hoensbroek), lammetje: lɛmkǝ (Hoensbroek), schaapje: šø̄ǝpkǝ (Hoensbroek) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12