22318 |
oudejaarsdag |
oudejaarsdag:
òòwejoasjdaag (Q039p Hoensbroek),
oudjaar:
òtjaor (Q039p Hoensbroek)
|
Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21762 |
ouden van dagen |
bejaarden:
ook
bejoarde (Q039p Hoensbroek),
oude lui:
òw luuj (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
ouden van dagen:
òwe van dage (Q039p Hoensbroek),
ouderen:
de òwere (Q039p Hoensbroek)
|
oude man [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)] || ouden van dagen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20229 |
ouders |
ouders:
au̯əš (Q039p Hoensbroek)
|
ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
29896 |
oudhollandse pan |
oudhollandse dakpan:
oudhollandse dakpan (Q039p Hoensbroek)
|
Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c]
II-8
|
25608 |
ovenpaal |
ovensleutel:
ǭvǝšlūǝtǝl (Q039p Hoensbroek),
plets:
plętš (Q039p Hoensbroek)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
18589 |
overall |
overall (eng.):
overal (Q039p Hoensbroek),
overall (Q039p Hoensbroek),
överal (Q039p Hoensbroek),
üverall (Q039p Hoensbroek)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33469 |
overdekte doorgang achter de dubbele toegangspoort |
onder gen poort:
oŋǝr gǝn pōrt (Q039p Hoensbroek)
|
Achter de dubbele toegangspoort bevindt zich een ruimte, waarboven zich een dak of zolder bevindt. Deze ruimte geeft toegang tot een door woonhuis en bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 5A, 77c; N 5, 110; div.; monogr.]
I-6
|
33817 |
overgevoelig paard |
kwieker:
kwikǝr (Q039p Hoensbroek)
|
Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e]
I-9
|
18695 |
overhemd |
overhemd:
euverhumme (Q039p Hoensbroek),
uuverhumme (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
uèverhumme (Q039p Hoensbroek),
uëverheemd (Q039p Hoensbroek)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18553 |
overjas (alg.) |
lange jas:
lange jas (Q039p Hoensbroek),
overjas:
aoverjas (Q039p Hoensbroek),
euverjas (Q039p Hoensbroek),
hierenüverjas (Q039p Hoensbroek),
uuuverjas (Q039p Hoensbroek),
uuverjas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
uverjas (Q039p Hoensbroek),
uëverjas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
úëverjas (Q039p Hoensbroek),
üverjas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
üüverjas (Q039p Hoensbroek),
winterjas:
winterjas (Q039p Hoensbroek)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|