e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oudejaarsdag oudejaarsdag: òòwejoasjdaag (Hoensbroek), oudjaar: òtjaor (Hoensbroek) Oudejaarsdag. [N 06 (1960)] III-3-2
ouden van dagen bejaarden: ook  bejoarde (Hoensbroek), oude lui: òw luuj (Hoensbroek, ... ), ouden van dagen: òwe van dage (Hoensbroek), ouderen: de òwere (Hoensbroek) oude man [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)] || ouden van dagen [N 102 (1998)] III-3-1
ouders ouders: au̯əš (Hoensbroek) ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] III-2-2
oudhollandse pan oudhollandse dakpan: oudhollandse dakpan (Hoensbroek) Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c] II-8
ovenpaal ovensleutel: ǭvǝšlūǝtǝl (Hoensbroek), plets: plętš (Hoensbroek) De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.] II-1
overall overall (eng.): overal (Hoensbroek), overall (Hoensbroek), överal (Hoensbroek), üverall (Hoensbroek) overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)] III-1-3
overdekte doorgang achter de dubbele toegangspoort onder gen poort: oŋǝr gǝn pōrt (Hoensbroek) Achter de dubbele toegangspoort bevindt zich een ruimte, waarboven zich een dak of zolder bevindt. Deze ruimte geeft toegang tot een door woonhuis en bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 5A, 77c; N 5, 110; div.; monogr.] I-6
overgevoelig paard kwieker: kwikǝr (Hoensbroek) Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e] I-9
overhemd overhemd: euverhumme (Hoensbroek), uuverhumme (Hoensbroek, ... ), uèverhumme (Hoensbroek), uëverheemd (Hoensbroek) overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
overjas (alg.) lange jas: lange jas (Hoensbroek), overjas: aoverjas (Hoensbroek), euverjas (Hoensbroek), hierenüverjas (Hoensbroek), uuuverjas (Hoensbroek), uuverjas (Hoensbroek, ... ), uverjas (Hoensbroek), uëverjas (Hoensbroek, ... ), úëverjas (Hoensbroek), üverjas (Hoensbroek, ... ), üüverjas (Hoensbroek), winterjas: winterjas (Hoensbroek) herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] III-1-3