e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te lood in het lood: en ǝt lūǝt (Hoensbroek), te lood: te lood (Hoensbroek) Gezegd van een muur of hoek wanneer deze tijdens de controle met het schietlood een loodrechte stand vertoont. [N 31, 10d; monogr.] II-9
te snel verwerkt rimpelen: rømpǝlǝn (Hoensbroek), te warm uitgesneden: tǝ wɛrm ūtgǝsnējǝ (Hoensbroek) Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.] II-1
teek bloedzuiker: eigen spellingsysteem  bloodzoeker (Hoensbroek), teek: tiēëk (Hoensbroek), WLD  tîêk (Hoensbroek) teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)] III-4-2
teelballen kloten: kloeëte (Hoensbroek) [N 10c (1995)] III-1-1
teelballen, testes kloten: kluǝtǝ (Hoensbroek) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid piezel: pizǝl (Hoensbroek), schacht: šax (Hoensbroek), schachtel: šaxtǝl (Hoensbroek) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teen teen: tiən (Hoensbroek), téən (Hoensbroek) een teen [ZND A2 (1940sq)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] III-1-1
tegelijkertijd galopperen en draven driesprong (maken): drišprøŋk (Hoensbroek), klabieteren: klabitǝrǝ (Hoensbroek) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9
tegelsnijder tegelsnijder: tēgǝlšniǝr (Hoensbroek) Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a] II-9
tegelzetter tegelzetter: tēgǝlzętǝr (Hoensbroek) Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e] II-9