e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weddenschap wed: wɛt (Hoensbroek) weddenschap [RND] III-3-2
weduwe widvrouw: wet˃vroͅu̯ (Hoensbroek) weduwe [DC 05 (1937)] III-2-2
weduwnaar widman: wetman (Hoensbroek), wetmanə (Hoensbroek) weduwnaar [DC 05 (1937)] III-2-2
week in de muil lijs: lis (Hoensbroek) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weerbarstig dwarszitten: eemand dwarszitten (Hoensbroek) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel borstelen (mv.): børstǝlǝn (Hoensbroek), dwarsdrijver: n twèschdriever (Hoensbroek), weerborstel: wéérbūūsjtel (Hoensbroek), weerwas: weerwas (Hoensbroek) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] I-12, III-1-1
weerlichten weerlichten: het wéérleecht (Hoensbroek), weer lichte (Hoensbroek) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: het weerleech (Hoensbroek), weerlicht (Hoensbroek), wêêrleecht (Hoensbroek), wêêrlicht (Hoensbroek) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: we:ɛr (Hoensbroek), wèèr (Hoensbroek) weer [DC 03 (1934)], [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
weerstand biedend wreed in gen muil: vrīǝ en gǝn mul (Hoensbroek) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9