e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woonwagen woonwagen: woênwagen (Hoensbroek) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: wuərt (Hoensbroek) woord [RND] III-3-1
wormstekig aangestoken: ideosyncr.  aangestaöke (Hoensbroek, ... ), de wormen zitten derin: de wurm zitte drin (Hoensbroek), de wormen zitten erin: de wurm zitte drin (Hoensbroek), het fruit heeft worm: het freut hēēët wòrm (Hoensbroek), wormen hebben: het freut hēēët wòrm (Hoensbroek) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
worst maken worst vullen: wujs vølǝn (Hoensbroek), worst(en) maken: wørš mākǝn (Hoensbroek) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstelen worstelen: worstelen (Hoensbroek) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
worstvlees en -vet kleinmaken hakken: hakǝ (Hoensbroek) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel (alg.) wortel: de wòrtele (Hoensbroek), ideosyncr.  wortel (Hoensbroek) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelhals hals: d’r hals (Hoensbroek), kraag: ideosyncr.  kraag (Hoensbroek) De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelklomp van een struik handaar: handǭr (Hoensbroek), vot: vot (Hoensbroek), wortelkluit: wortǝlklyǝt (Hoensbroek) [N 27, 9c] I-8
worteltje moortjes: muuərkes (Hoensbroek), moren: moere (Hoensbroek) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7