e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweet zweet: sjweet (Hoensbroek), sjwéét (Hoensbroek), zweit (Hoensbroek) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwemblaas ziel: de ziēël (Hoensbroek) Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] III-4-2
zwemmen zwemmen: zjwəmə (Hoensbroek) zwemmen [RND] III-3-2
zwengel van de handmolen zwingel: šweŋǝl (Hoensbroek) De zwengel in de vorm van een booromslag, eventueel voorzien van een houten handvat, waarmee men de bovenste molensteen van de van een maalstoel voorziene handmolen kan laten draaien; ook de zwengel van de eenvoudige handmolen. [N D, 15] II-3
zwengelhandvat greep: grīǝp (Hoensbroek) Een handvat in de vorm van een horizontaal liggend balkje met handgreep waardoorheen de zwengel van de handmolen (in de vorm van een booromslag) loopt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛzwengel van de handmolenɛ.' [N D, 16] II-3
zwenghout, spoorstok warsel: wē̜ ̝ǝšǝl (Hoensbroek) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwerm vogels zwerm: sjwerm (Hoensbroek) groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] III-4-1
zweten zweten: sjwete (Hoensbroek), sjwèète (Hoensbroek), zweiten (Hoensbroek) zweten [N 10a (1961)] III-1-2
zwiepingen schoorlatten: šǭǝrlatǝ (Hoensbroek), schoren: schoren (Hoensbroek), zwiepings: swipeŋs (Hoensbroek) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijmelen hoddelen: hǫdǝlǝ (Hoensbroek), schravelen: šrāvǝlǝ (Hoensbroek) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9