e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenechtelijk kind bastaard: bastaard (Hoensbroek), voorkind: veurkind (Hoensbroek) een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)] III-2-2
buitenzak op een jas jassentas: jassetes (Hoensbroek), jassetesj (Hoensbroek, ... ) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
buizerd buizerd: buuzer (Hoensbroek), būūzer (Hoensbroek) buizerd || buizerd (54 grote, plompe, slome vogel; brede vleugels en korte staart; vaak op paaltjes in weilanden; vaak te zien; broedt zeldzaam in bossen [N 09 (1961)] III-4-1
bul waarmee men de ribben in stukken hakt mes: mɛts (Hoensbroek), snijmes: snī-jmɛts (Hoensbroek) Met deze bijl kan ook een soort hakmes bedoeld worden. [N 28, 105] II-1
bulderen van de storm bulderen: bulderen (Hoensbroek) een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] III-4-4
bult bult: bølt (Hoensbroek), knobbel: knubǝl (Hoensbroek), knode: knǫǝ (Hoensbroek) Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b] II-9
bundel groenten bos: ideosyncr.  boes (Hoensbroek), bôs (Hoensbroek), bussel: bussel (Hoensbroek), ideosyncr.  bussel (Hoensbroek), wis: evt  wusj (Hoensbroek) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: boender (Hoensbroek), hectare grond: 100 hectare grônd (Hoensbroek) de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)] III-4-4
buren (ww.?) nabuur: naober (Hoensbroek) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
burgemeester burgemeester: burgemeester (Hoensbroek) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1