e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huid huid: hauəd (Hoepertingen), hauət (Hoepertingen), hau̯ǝt (Hoepertingen), houed (Hoepertingen), houəd (Hoepertingen), hǫu̯ǝt (Hoepertingen), (mv)  hau̯ǝtǝ (Hoepertingen), vel: feͅl (Hoepertingen), veͅəl (Hoepertingen), vɛl (Hoepertingen) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] || een vel [ZND A1 (1940sq)] I-11, III-1-1
huidschilfers schilfers: schilfers (Hoepertingen) Schilfers op de huid (pellen, schillen, schubben). [N 109 (2001)] III-1-2
huiduitslag brobbels: broebels (Hoepertingen) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)] III-1-2
huif van de huifkar huif: hǫu̯f (Hoepertingen) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hau̯fkęǝr (Hoepertingen) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huig huig: huig (Hoepertingen) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, lel(ke), ziel). [N 106 (2001)] III-1-1
huis, woning huis: hau̯əs (Hoepertingen), hoͅu̯əs (Hoepertingen) huis [ZND 01 (1922)], [ZND 34 (1940)] III-2-1
huisakker blok: blǫǝk (Hoepertingen) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huisjesslak karakol: karakol (Hoepertingen) slak, huisjesslak [ZND 06 (1924)] III-4-2
huismus, mus mus: møjs (Hoepertingen), møͅəs (Hoepertingen), møͅ‧əs (Hoepertingen) mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)] III-4-1