e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motor moteur: motø.yr (Hoepertingen) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen motregen: motriəgəl (Hoepertingen), niffel: niffel (Hoepertingen), nifəl (Hoepertingen) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: motrēəYəlt (Hoepertingen), niffelen: hət niffelt (Hoepertingen), nifələ (Hoepertingen, ... ), ⁄t bəgintə tə nifələ (Hoepertingen), zeveren: zeivərə (Hoepertingen) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: maǝt (Hoepertingen) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: mauw (Hoepertingen), muiw (Hoepertingen), mø̜w (Hoepertingen), məw (Hoepertingen), twie mauwe (Hoepertingen) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || mouw [ZND 01 (1922)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW] II-7, III-1-3
mouwomslag, manchet manchet: mašɛt (Hoepertingen) Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW] II-7
muil muil: mő̜u̯l (Hoepertingen) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband snuitband: snǭǝ.t˱bānt (Hoepertingen) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilband, bovenste band van de schoof muilband: mǭǝ.l[band] (Hoepertingen) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilkorf voor kalveren muilkorf: mǫǝlkørǝf (Hoepertingen) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11