26551 |
steenmoer |
moeder:
mǫjǝr (P188p Hoepertingen)
|
De zware moer waarmee de steenschroef van de steenkraan op- en neergedraaid kan worden. Zie ook afb. 86. [Vds 203; Jan 181; Coe 164; Grof 197]
II-3
|
26553 |
steenogen |
ogen:
(enk)
ő̜wx (P188p Hoepertingen)
|
De ringvormige ogen aan de onderzijde van de steenbeugels. Om de molensteen aan de steenkraan vast te maken, steekt men pinnen door deze ogen in de kraangaten van de stenen. [Vds 206; Jan 183; Coe 166; Grof 199]
II-3
|
26550 |
steenschroef |
schroef:
sxruf (P188p Hoepertingen)
|
Verticale draadspindel die in een gat in de kraanarm zit en van boven aangedraaid kan worden met een moer. Aan de onderzijde van de schroef hangen twee gebogen ijzers of beugels die aan het uiteinde een ringvormig oog hebben. Zie ook afb. 86. [Vds 202; Jan 180; Coe 163; Grof 196; N O, 20h]
II-3
|
17820 |
steken |
steken:
stijəkə (P188p Hoepertingen)
|
steken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21421 |
stelen |
stelen:
steeəle (P188p Hoepertingen),
steeəlen (P188p Hoepertingen),
steəle (P188p Hoepertingen),
stijələ (P188p Hoepertingen)
|
stelen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
31766 |
stelknoppen |
knoppen:
knøp (P188p Hoepertingen
[(enkelvoud: knǫp)]
)
|
De knoppen aan de onderzijde van de spanzaagarmen, waartussen het blad van de spanzaag bevestigd is. De enkelvoudige opgaven uit het lemma kunnen ook verwijzen naar de handgreep die aan sommige spanzagen zoals de draaizaag en de schulpzaag bevestigd is en het mogelijk maakt het zaagblad te draaien. Vgl. ook woordtypen als handgreep, handvat en snade. [N 53, 8d; N I, 1d]
II-12
|
18158 |
stelpen van bloed |
stollen:
stolle (P188p Hoepertingen)
|
Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
stelt (P188p Hoepertingen)
|
a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
stemvork (P188p Hoepertingen)
|
het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
26345 |
stenen vloer |
beton:
bǝtǫ̃ (P188p Hoepertingen)
|
Stenen vloer op de bedding van de beek om het uitspoelen van de bodem tegen te gaan. [Coe 18; Grof 33]
II-3
|