24267 |
voeren |
voeren:
vujrǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW]
II-7
|
26640 |
voergoed, voermeel |
voedergrein:
vujǝrgrɛǝn (P188p Hoepertingen)
|
Maalgoed dat bestemd is voor dierenvoeder. Het is gewoonlijk vervaardigd uit koren en haver, of zemelen. [JG 1a; JG 2c; Jan 267; Coe 250; Grof 280; N O, 37g]
II-3
|
28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vojren (P188p Hoepertingen),
vujren (P188p Hoepertingen)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
28326 |
voerman |
voereman:
vurǝmā.n (P188p Hoepertingen)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
34288 |
voerschep |
scheppan:
sxøppan (P188p Hoepertingen)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
gespan:
gǝspān (P188p Hoepertingen)
|
Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.]
I-13
|
17777 |
voet |
voet:
vu.ət (P188p Hoepertingen),
vuət (P188p Hoepertingen)
|
een voet, (voeten) [ZND A2 (1940sq)] || voet [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
19486 |
voetbankje |
schabel:
skabēͅl (P188p Hoepertingen)
|
voetbankje [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19812 |
voetenbankje |
klein bankje:
klein benkske (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33732 |
voetgangershek |
stegel:
stexǝl (P188p Hoepertingen)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|