23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vroliekant (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrøli: kleər (P188p Hoepertingen)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
lingerie:
leingerie (P188p Hoepertingen)
|
Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
25979 |
vuurmolen |
vuurmolen:
vȳr[molen] (P188p Hoepertingen)
|
Molen die met behulp van een stoommachine wordt aangedreven. Het woordtype vuurmolen is ook van toepassing op molens die met een dieselmotor (P 119, P 188) of op elektriciteit werken. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b add.; Jan 251; Coe 229; Grof 299; monogr.]
II-3
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
tang:
taŋ (P188p Hoepertingen)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wɛjə (P188p Hoepertingen)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
woake (P188p Hoepertingen)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
bo-jen (P188p Hoepertingen)
|
Door het water baden (waden). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waffəl (P188p Hoepertingen)
|
wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
wagel:
wǭ.gǝl (P188p Hoepertingen)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|