e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weersgesteldheid weer: wijər (Hoepertingen), wi‧jər (Hoepertingen) (vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] || weer (znw) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
weesgegroet weesgegroet: weeskegroet (Hoepertingen) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weg baan: bo:ən (Hoepertingen), boan (Hoepertingen), boͅ.wən (Hoepertingen), steenweg: alleen in steenweg  stejweͅX (Hoepertingen), steenweg  stejweͅx, stejwiəgə (Hoepertingen) een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND], [ZND 01 (1922)] III-3-1
weggrissen wegpakken: wegpakke (Hoepertingen) Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)] III-1-2
wegkappen wegkappen: wɛxkapǝ (Hoepertingen) De te hoge delen van het maalvlak van een molensteen wegkappen. Woordtypen als hart geven (Q 162), hart uithalen (Q 162, Q 180) en krop uithalen (Q 95) duiden erop dat de te hoge delen in de buurt van het kropgat worden weggehaald. In dit geval spreekt men van een (te) rijke steen. Vgl. het lemma ɛrijkɛ.' [Jan 200; Coe 173; Grof 204] II-3
wegkwijnen wegteren: weg tere (Hoepertingen) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)] III-1-2
wei wei: wēi̯ǝ (Hoepertingen), węi̯ (Hoepertingen, ... ), węi̯ǝ (Hoepertingen) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
welig, gelp goed: gut (Hoepertingen), schoon: sxau̯n (Hoepertingen) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4
welkom welkom: hɛjə əstər altɛjət willekom (Hoepertingen) Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)] III-3-1
wendsluis grondsluis: grǫntslø̜ws (Hoepertingen) De sluis die bij onderslagmolens het water tegenhoudt om het te doen steigeren. Op deze wijze wordt de stuwkracht vergroot bij de enige geopende sluis, de maalsluis. Zie ook het lemma ɛmaalsluisɛ. Het aantal wendsluizen varieerde al naar gelang de breedte van de beek van één tot vier.' [Vds 48; Jan 38; Coe 32; Grof 65] II-3