e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fruit bewaren laten liggen: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  lao:əte ligge (Hoepertingen), laten mouten: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  lao:əte mauəte (Hoepertingen), mouten: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  mu:tə (Hoepertingen) leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] III-2-3
fruit, ooft fruit: frøjət (Hoepertingen, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)] I-7
fruitworm worm: wørəm (Hoepertingen) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
gaan gaan: gowən (Hoepertingen), goͅn (Hoepertingen) gaan [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
gabardine gabardine: gabardine (Hoepertingen) Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.] II-7
gadeslaan? gadeslaan: z⁄n zaoken gauə slaon (Hoepertingen), zorgen voor: die ə zorg voor zijn zaken (Hoepertingen) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gaffel vork: de vuirek oeəpe zette (Hoepertingen), vorkkegels: veurkkegel (Hoepertingen) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
galgenaas deugniet: deugniet (Hoepertingen), eenen duigniet (Hoepertingen) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-3-1
galmgaten galmgaten: de galmgouweten (Hoepertingen), galmgaten (Hoepertingen), galmgoatter (Hoepertingen, ... ) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] || Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)] III-3-3
galopperen galoppen: ga`lǫpǝ (Hoepertingen) De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f] I-9