e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jood jood: jyt (Hoepertingen, ... ), ən joet, twee joedde (Hoepertingen, ... ) Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)] || jood [ZND 01 (1922)] || Jood. [ZND 01 (1922)] III-3-1, III-3-3
judas judas: djydas (Hoepertingen), zjudas (Hoepertingen), ənne djudas (Hoepertingen) Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] || Judas. [ZND 01 (1922)] III-3-3
juffrouw juffrouw: joefrauw (Hoepertingen), ju.frow (Hoepertingen), juffrau (Hoepertingen) juffrouw [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-3-1
jukbeen jukbeen: jukbeen (Hoepertingen) Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon, jukbeen, wangbeen). [N 106 (2001)] III-1-1
jukriem halskettel: halsketǝl (Hoepertingen) Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12] I-10
jurk kleed: kleit (Hoepertingen), kətoune kleid (Hoepertingen) Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)] || kleed [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
jus, vleesnat jus: djus (Hoepertingen), saus: saus (Hoepertingen), vet: vet (Hoepertingen) vleesnat, jus [ZND 36 (1941)] III-2-3
juweel juweel: juweel (Hoepertingen) Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)] III-1-3
kaakbeen(rand) kaaksbeen: koaksbeen (Hoepertingen) Kaakrand waarin de tanden staan (kaakbeen, raak) [N 109 (2001)] III-1-1
kaakgestel kinnebak: kinnebak (Hoepertingen) Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1