e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opbrengst van een aardappelstruik struik: strǫǝk (Hoepertingen) Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19] I-5
opeenschuiven schuiven: schuive (Hoepertingen) Op elkaar schuiven (stroppen, schuiven) [N 108 (2001)] III-1-2
openbare verkoop uitroep: ouetroep (Hoepertingen) Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)] III-3-1
openbreken openleggen: ǭpǝlęgǝ (Hoepertingen) De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194] II-3
opereren opereren: operere (Hoepertingen) Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)] III-1-2
opgroeiend jong kipje pul: pøl (Hoepertingen), tsjiepje: tšipkǝ (Hoepertingen) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
opklaren opgaan: ⁄t get əp (Hoepertingen), opklaren: ⁄t kljoͅət əp (Hoepertingen), optrekken: optrekə (Hoepertingen) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opmaken opmaken: gae.lt upmo:kə (Hoepertingen), opmōͅkə (Hoepertingen) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen knuppelen: knø̜pǝlǝ (Hoepertingen) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opnaaisel koppel: kǫpǝl (Hoepertingen) Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20] II-7