33205 |
opbrengst van een aardappelstruik |
struik:
strǫǝk (P188p Hoepertingen)
|
Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19]
I-5
|
17897 |
opeenschuiven |
schuiven:
schuive (P188p Hoepertingen)
|
Op elkaar schuiven (stroppen, schuiven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21548 |
openbare verkoop |
uitroep:
ouetroep (P188p Hoepertingen)
|
Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
26546 |
openbreken |
openleggen:
ǭpǝlęgǝ (P188p Hoepertingen)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
operere (P188p Hoepertingen)
|
Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pul:
pøl (P188p Hoepertingen),
tsjiepje:
tšipkǝ (P188p Hoepertingen)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
25150 |
opklaren |
opgaan:
⁄t get əp (P188p Hoepertingen),
opklaren:
⁄t kljoͅət əp (P188p Hoepertingen),
optrekken:
optrekə (P188p Hoepertingen)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
gae.lt upmo:kə (P188p Hoepertingen),
opmōͅkə (P188p Hoepertingen)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33925 |
opmaken van staart en manen |
knuppelen:
knø̜pǝlǝ (P188p Hoepertingen)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
29110 |
opnaaisel |
koppel:
kǫpǝl (P188p Hoepertingen)
|
Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20]
II-7
|