19977 |
rammelaar |
mannetje:
mɛnəkə (P188p Hoepertingen),
rammelaar:
rammeler (P188p Hoepertingen)
|
het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1, III-3-2
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramənās (P188p Hoepertingen)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
20515 |
ranzig |
garst:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ga:əs (P188p Hoepertingen)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rǭ.pǝ (P188p Hoepertingen)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rasp:
rāsp (P188p Hoepertingen)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24367 |
rat |
rat:
rat (P188p Hoepertingen)
|
rat [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
20529 |
rauw |
rauw:
rouwe vleis (P188p Hoepertingen)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
bolwerken:
bolweêrke (P188p Hoepertingen)
|
Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stoten:
stote (P188p Hoepertingen)
|
Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stokken:
stekke (P188p Hoepertingen)
|
Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)]
III-1-1
|