e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar mannetje: mɛnəkə (Hoepertingen), rammelaar: rammeler (Hoepertingen) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
rammenas rammenas: ramənās (Hoepertingen) [ZND 41 (1943)] I-7
ranzig garst: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  ga:əs (Hoepertingen) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rǭ.pǝ (Hoepertingen) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rāsp (Hoepertingen) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Hoepertingen) rat [ZND A1 (1940sq)] III-4-2
rauw rauw: rouwe vleis (Hoepertingen) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten bolwerken: bolweêrke (Hoepertingen) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
recht vooruitstoten met de armen stoten: stote (Hoepertingen) Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)] III-1-2
rechte, vormeloze benen stokken: stekke (Hoepertingen) Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)] III-1-1