34565 |
boomwagen |
uts:
øts (P188p Hoepertingen)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunǝ (P188p Hoepertingen),
boon:
bunǝ (P188p Hoepertingen)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
29071 |
boord |
boord:
buwǝt (P188p Hoepertingen)
|
Afzonderlijk stuk als afwerking of versiersel om de rand van een kleed. [N 62, 31b; MW]
II-7
|
28841 |
boordband |
boordlint:
buwtlęjnt (P188p Hoepertingen)
|
Het lint of de band waarmee men boordt. Boordband is geweven, niet rekkende naadband, gemaakt van katoen, zijde of synthetisch materiaal in een breedte van 1 cm (Het Beste Naaiboek, pag. 16). [N 62, 58a; N 59, 41; N 62, 58b; N 62, 58c; MW]
II-7
|
18698 |
boordenknoopje |
knoopje van de col (fr.):
knapkə van də koͅl (P188p Hoepertingen)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19557 |
bordenrek, schotelrek |
bred:
briət (P188p Hoepertingen)
|
rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21302 |
borg |
borg:
børəg (P188p Hoepertingen)
|
borg [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
24981 |
borrelen (van water) |
brobbelen:
brubələ (P188p Hoepertingen)
|
bobbelen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
19563 |
borrelglaasje |
drupje:
drøpkə (P188p Hoepertingen)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǭ.s (P188p Hoepertingen)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|