e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zang zang: puntje onder de e en onder de o  enə skonə zaaŋk (Hoepertingen) Een schone zang. [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
zang, bussel gelezen aren zang: zaŋ (Hoepertingen) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zanglijster, lijster lijster: lijster (Hoepertingen), lɛjəster (Hoepertingen), geen fon.doc.  lijster (Hoepertingen) lijster [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-4-1
zaniken, zeuren zeveren: ze:jvəre (Hoepertingen) Hij kan zaniken (zeuren; tot vervelens toe over hetzelfde praten). [ZND 08 (1925)] III-3-1
zedelijk slecht meisje slet: slet (Hoepertingen) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 115 (2003)] III-2-2
zedenpreek sermoen (<fr.): sermoen (Hoepertingen) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3
zeef teems: voor meel, bloem  tims (Hoepertingen), zijg: voor groenten, soep, koffie  zei̯(x) (Hoepertingen) zeef in het algemeen [N 20 (zj)] || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
zeef in de wanmolen rooster: rø̜stǝr (Hoepertingen) De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
zeep zeep: ze:jp (Hoepertingen, ... ) Zeep [ZND 03 (1924)], [ZND 04 (1924)] III-1-3
zeepsop luter: løi̯tər (Hoepertingen) zeepsop (oplossing van zeep en water) [ZND 08 (1925)] III-2-1