28846 |
elastiek |
elastiek:
elastek (P188p Hoepertingen),
elastiek (P188p Hoepertingen),
elǝstek (P188p Hoepertingen)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
electrik (P188p Hoepertingen),
elentrik (P188p Hoepertingen)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
elektrikke tram (P188p Hoepertingen),
eletrikken tram (P188p Hoepertingen),
ellentrikken tram (P188p Hoepertingen)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
26334 |
elevator |
élévateur:
ęlęvatø̜̄r (P188p Hoepertingen)
|
Toestel voor het transport van los graan binnen de molen. In dit lemma is een aantal verschillende inrichtingen voor het vervoer van graan bijeengeplaatst. Met de slang bedoelt men in Q 181 een ø̄vijzel zonder eindeø̄. [N O, 24g; Jan 250; Coe 228; Grof 301; N O, 24h]
II-3
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellende:
E zit in d⁄ellende (P188p Hoepertingen),
Heje zit en de ellenden (P188p Hoepertingen),
Ich ben zik van de ellende (P188p Hoepertingen),
Ich ben zik van ellende (P188p Hoepertingen)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24504 |
els |
priem:
prījǝm (P188p Hoepertingen)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
tob:
toͅp (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)]
III-2-1
|
17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
osderm (P188p Hoepertingen)
|
Endeldarm (aarsdarm, gatdarm, kakdarm, einddarm). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
eenen engel twie engels (P188p Hoepertingen),
inne engel twee engelen (P188p Hoepertingen),
inne engel twie engels (P188p Hoepertingen)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
23713 |
engel des heren |
angelus:
angelus (P188p Hoepertingen)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|