23515 |
gestichte mis |
stichting:
stiechting (P188p Hoepertingen)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
kruis:
kruis (P188p Hoepertingen)
|
de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
gepijnig:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gəpɛjn’x (P188p Hoepertingen)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vrów (P188p Hoepertingen)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20388 |
getuige zijn |
getuigen:
getuige (P188p Hoepertingen)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
gətoejgə (P188p Hoepertingen)
|
getuigen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33388 |
getuigrek |
tap:
tap (P188p Hoepertingen)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
21322 |
gevangenis |
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
prəs- (P188p Hoepertingen)
|
gevangenis [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
gēvəl (P188p Hoepertingen),
gii̯əvəl (P188p Hoepertingen)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
gijəvə (P188p Hoepertingen)
|
geven [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|