34172 |
goed liggen |
goed:
gūt (P188p Hoepertingen)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
goed luisteren (P188p Hoepertingen),
goed luistərə (P188p Hoepertingen),
goed luiəsterən (P188p Hoepertingen),
goet leustere (P188p Hoepertingen)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
29029 |
goed passen |
goed mikken:
guwt mekǝ (P188p Hoepertingen)
|
Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW]
II-7
|
19102 |
goedheid |
goedheid:
ook materiaal znd 24, 20
gutət (P188p Hoepertingen)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18954 |
goedzak |
goede sul:
ook materiaal znd 24, 22
gujə suəl (P188p Hoepertingen)
|
goedzak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17903 |
gooien |
gooien:
goiə (P188p Hoepertingen),
smijten:
smijəte (P188p Hoepertingen),
smijəten (P188p Hoepertingen),
smijətə (P188p Hoepertingen)
|
gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || smijten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
21327 |
graaf |
graaf:
Eene graaf (P188p Hoepertingen),
groaf (P188p Hoepertingen),
growf (P188p Hoepertingen)
|
graaf [ZND 01 (1922)] || Graaf. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33085 |
graan stapelen in de schuur |
optassen:
ǫptastǝ (P188p Hoepertingen),
rozen:
rǫuzǝ (P188p Hoepertingen)
|
Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
26606 |
graan vermeerderen |
meer lopen:
mɛjǝr lő̜wpǝ (P188p Hoepertingen)
|
De graantoevoer naar de steen opvoeren. Op deze wijze wordt gedeeltelijk de kwaliteit van het graan geregeld: hoe meer graan tegelijkertijd op de molen is, des te grover het wordt gemalen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36j; Vds 153; Jan 160; Coe 141; Grof 163; N O, 19m add.; N O, 34l]
II-3
|
26605 |
graan verminderen |
minder geven:
mendǝr gēǝvǝ (P188p Hoepertingen)
|
De graantoevoer remmen als de steen teveel krijgt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36k; Vds 152; Jan 159; Coe 140; Grof 162; N O, 19m add.]
II-3
|