20583 |
gerookte paling |
gerookte paling:
gerökte pwoling (Q077p Hoeselt),
paling:
pwo’llëng (Q077p Hoeselt)
|
paling || panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gā.s (Q077p Hoeselt)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
bier van gerst:
bier van gios (Q077p Hoeselt),
gerstebier:
ghesebier (Q077p Hoeselt)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
18312 |
geruite jurk |
ruitjeskleed:
ruitjeskleed (Q077p Hoeselt)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21595 |
geschiedenis |
vertelseltje:
een heel schoon vertelselke vertelle (Q077p Hoeselt),
n vertelselke vertellen (Q077p Hoeselt)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
femilje (Q077p Hoeselt),
fëmielë (Q077p Hoeselt)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
klavieren:
klavierë (Q077p Hoeselt),
spel:
speel (Q077p Hoeselt)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
poepen:
poeppë (Q077p Hoeselt)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vi̯ǫs (Q077p Hoeselt)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapel:
këpel (Q077p Hoeselt),
kapelletje:
kĕpèllĕke (Q077p Hoeselt),
kŭpelëkë (Q077p Hoeselt)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|