26417 |
groot kamrad |
groot kamrad:
grōǝt kamprǫǝt (Q077p Hoeselt),
groot rad:
grut rǭǝt (Q077p Hoeselt)
|
Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26]
II-3
|
33317 |
grote boerderij |
winning:
węneŋ (Q077p Hoeselt)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
hoop (Q077p Hoeselt)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
bol:
bol (Q077p Hoeselt),
kogel:
een grote ijzeren knikker
kogel (Q077p Hoeselt),
moeier:
moiër (Q077p Hoeselt),
dikke stenen of glazen knikker
moͅir (Q077p Hoeselt)
|
[1]. Dikke knikker. || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
grote luister:
grote luister (Q077p Hoeselt),
sjakker:
sjakkër (Q077p Hoeselt)
|
grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] || lijster, soort
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote schoonmaak:
grote sjoonmōāk (Q077p Hoeselt),
grótë sjoonmôok (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
caisse (<fr.):
kêes (Q077p Hoeselt),
dikke trommel:
dikken troemmel (Q077p Hoeselt),
grosse caisse (fr.):
gros-kèès (Q077p Hoeselt),
[Met afbeelding].
groskêes (Q077p Hoeselt)
|
Dikke trom. || een grote trom [trombol] [N 112 (2006)] || Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] || Grote trom.
III-3-2
|
22676 |
grote trom met bekkens |
grosse caisse (fr.):
groͅskɛ̄s (Q077p Hoeselt)
|
Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25234 |
grote wolk |
wolk:
wolk (Q077p Hoeselt)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21508 |
grove stem |
grove stem:
⁄n grwaove sthem (Q077p Hoeselt),
⁄n grwovve steͅm (Q077p Hoeselt)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|