e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klotsen van vloeistoffen klotsen: klotse (Hoeselt) het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)] III-4-4
kloven kloven: kljeuve (Hoeselt) Kloven in de hand (kenen, sprongen, reten, sjrongen). [N 109 (2001)] III-1-2
klucht klucht: klùch (Hoeselt) een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw] [N 112 (2006)] III-3-2
kluit aarde klot: klǫt (Hoeselt) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluizenaar kluizenaar: klauzenèr (Hoeselt) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: klaus (Hoeselt) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knecht, algemeen knecht: knęxt (Hoeselt), knɛ̄x (Hoeselt) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen aanduwen: ōāndawwe (Hoeselt) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitse (Hoeselt) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneu vlasvink: vlaasvink (Hoeselt) vlasvink, kneuter III-4-1