e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niknak niknak: Verkl. niknekskes: harde ronde koekjes met suikertoetje  niknak (Hoeselt) suikergoed (rond Sinterklaas) III-2-3
niks waard niks waard: das niks wjeed (Hoeselt) Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] III-3-1
nog in het ei zittend kipje kuiken: kø̜̄u̯kǝ (Hoeselt) [N 19, 40a] I-12
noodbed, kermisbed paljas: paljas (Hoeselt), strozak: strōzak (Hoeselt) noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1
nootmuskaat muskaat: mësjwo’t (Hoeselt) muskaatnoot III-2-3
nors zuur: zoer (Hoeselt) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
notariskosten herengeld: ps. omgespeld volgens Frings.  hērəgeͅlt (Hoeselt), schrijfgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  šrēͅi̯fgeͅlt (Hoeselt) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
noten afslaan boken: bwokke (Hoeselt) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
notenboom notenboom: neutëboom (Hoeselt) notenboom I-7
notendop schaal: sjōāl (Hoeselt) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7