32928 |
opper |
mijt:
mɛi̯.t (Q077p Hoeselt)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
vel:
vel (Q077p Hoeselt)
|
Opperhuid (huid, bovenhuid, -vel). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18959 |
oprecht |
rechtzinnig:
rêchzinnech (Q077p Hoeselt)
|
alles bedoelend zoals gezegd wordt, welmenend [rechtzinnig, oprecht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18030 |
oprispen |
opstoten:
dwo stut mich iet op (Q077p Hoeselt),
rupselen:
reupsĕle (Q077p Hoeselt)
|
Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)]
III-1-2
|
19426 |
opruimen |
opruimen:
opruime (Q077p Hoeselt)
|
Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19321 |
opscheppen |
stoefen:
stoeffe (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opsjuive (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
opsjuivë (Q077p Hoeselt)
|
Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] || Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19290 |
opspelen |
opspelen:
opspéle (Q077p Hoeselt)
|
zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
op een hoop leggen:
ǫp nǝn hōp lęgǝ (Q077p Hoeselt)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
33078 |
opsteken van de schoven |
schoofsteken:
šø̄fstē̜.kǝ (Q077p Hoeselt)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|