e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sint-maartensvuur sinte-maarten: sinte matte (Hoeselt, ... ) Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)], [ZND 17 (1935)] III-3-2, III-3-3
sint-pieter te rome sint-petrus: sint petrus (Hoeselt) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sint-vincentiusvereniging vincentius: Vinsensius (Hoeselt) De vereniging voor bezoek van thuiszittende armen en ondersteuning daarvan (St. Vincentius). [N 96D (1989)] III-3-3
sintel sintel: sintel (Hoeselt) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] III-2-1
sinterklaas sinterklaas: sinterklwos (Hoeselt), sinterklwòs (Hoeselt) 6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)] III-3-2
sjacheraar keizer: ps. omgespeld volgens Frings.  kēͅzər (Hoeselt), sjachelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  šaxəlēͅr (Hoeselt), šaxəleͅr (Hoeselt) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren sjachelen: ps. omgespeld volgens Frings.  šaxələ (Hoeselt, ... ), troggelen: [Sjacheren]  trugele (Hoeselt) Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] III-3-1, III-3-2
sjalot sjarlot: sjerlot (Hoeselt), sjërlottë (Hoeselt), šərloͅtə (Hoeselt) Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || sjalotten || sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees sjees: šēs (Hoeselt) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13
sjerp strik: strik (Hoeselt) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3