e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaghout karschei: kāršē (Hoeselt) Het losse houten, soms draaibare balkje onder de slagkar dat dient om de bak vast te zetten en te voorkomen dat hij onverwacht kipt. Dit balkje moet weggenomen of -gedraaid worden eer men de bak kan doen kippen. Er zijn verschillende soorten vergrendelingen: 1. een balkje dat onder de berries door wordt geschoven in twee krammen die onderaan in de draagbomen van de kar zijn bevestigd; 2. een balkje dat in het midden doorboord is en onderaan in het midden van een van de voorste scheien van de karbak vastgemaakt is. Het kan onder de bak gedraaid worden en vastgezet in de twee haken onderaan de draagbomen van de bak; 3. het balkje kan ook boven de berries en de draagbomen op de schoot van de kar aangebracht worden. [N 17, 20; N G, 56f] I-13
slagmulder slagmoller/-molder: slaxmǫldǝr (Hoeselt) Eigenaar, molenaar van een oliemolen. [Vds 265; Jan 289; Grof 272] II-3
slang slang: slang (Hoeselt) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2
slank mager: moager (Hoeselt), mōāger (Hoeselt), smal: smōāl (Hoeselt), teer: tier (Hoeselt) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-1
slaperig slapetig: slwopêtich (Hoeselt) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe koffie kieleflits: kielëflits (Hoeselt), lodder: lôeddër (Hoeselt) dunne koffie || slappe koffie III-2-3
slecht gesneden hengst piet: pet (Hoeselt) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht groeien achterblijven: âterblyve (Hoeselt), slecht wassen: wasë (Hoeselt) Slecht groeien, gezegd van een kind (slecht groeien/wassen, achterblijven, dao zit de krot in, kooieren). [N 107 (2001)] III-1-1
slecht karakter slecht karakter: slêch kĕrĕktêr (Hoeselt) slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4
slecht mens, slechte kerel varken: vèrke (Hoeselt) iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] III-1-4