e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speels ondeugend: ondönech (Hoeselt) geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] III-1-4
speen fots: foets (Hoeselt), fôets (Hoeselt), lots: loets (Hoeselt), tut: tut (Hoeselt) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
speen van de koe deem: døm (Hoeselt), dø̄m (Hoeselt), dø̜m (Hoeselt) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Hoeselt, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: spekkoek (Hoeselt) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
spel (alg.) spel: e speehl (Hoeselt), speel (Hoeselt) spel [GTRP (1980-1995)] || Spel, gebeurtenis, klus, karwei. III-3-2
speld spang: spaŋ (Hoeselt) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelen (alg.) spelen: speehle (Hoeselt) spelen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
speling op de steenbus spel: spɛjǝl (Hoeselt) [Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135] II-3
spelletje potje: potje (Hoeselt) het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)] III-3-2