33594 |
tomaat |
tomaat:
tëmattë (Q077p Hoeselt)
|
tomaten
I-7
|
19542 |
tondeldoos |
tondeldoos:
toͅndəldōs (Q077p Hoeselt)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
22658 |
toneelspel |
komedie:
këmédë (Q077p Hoeselt),
kəmēdə (Q077p Hoeselt),
Èn Hôessëlt ès allës këmédë, vùr të laachtë of vùr të grinsë: In Hoeselt is alles komedie, om te lachen of om te wenen.
këmédë (Q077p Hoeselt)
|
een voorstelling door een toneelgroep [spel] [N 112 (2006)] || Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)] || Toneel.
III-3-2
|
17727 |
tonen |
laten zien:
leutte zien (Q077p Hoeselt),
lùttë zien (Q077p Hoeselt),
tonen:
töne (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
Tonen, laten zien (laten zien, tonen, togen) [N 108 (2001)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 108 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tong (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)] || Tong van de schoen. Een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
34588 |
toot |
kartoppen:
kārtubǝ (Q077p Hoeselt)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
dën kèrk-hôon (Q077p Hoeselt),
dën twon-hôon (Q077p Hoeselt),
hōān (Q077p Hoeselt)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
top:
dën toep (Q077p Hoeselt)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kerkklok (Q077p Hoeselt),
kèrkklok (Q077p Hoeselt)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22025 |
tortelduif |
roekduif:
roekdauf (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
roekduifje:
roekdeufke (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
tortel:
Frings
toͅtəl (Q077p Hoeselt)
|
tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortelduif [ZND 08 (1925)] || Tortelduif. [ZND 08 (1925)]
III-3-2, III-4-1
|