e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uithoren uithoren: awtjeurre (Hoeselt) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] III-3-1
uitkomen uitkomen: ǫu̯ǝtkō.mǝ (Hoeselt) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitleg uitleg: awtlech (Hoeselt) het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen expliceren (<fr.): eksplëkjèrrë (Hoeselt), uitleggen: awtlegge (Hoeselt) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || uitleggen III-3-1
uitmaken wie mag beginnen kijken wie eerst mag beginnen: ve zullen eens kieke wie jhes moog begennen (Hoeselt), rammelen voor kop of munt: Met een munstuk.  rammelen veur kop of kruis (Hoeselt), rammelen veur kop of mint (Hoeselt), schieten voor `t kortste: Bijv. wie t korts bij een bepaald punt komt.  schieten ver t kotste (Hoeselt), tellen: vè zullən jés əəns təllən (Hoeselt) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitneembaar frontje fronjel: [sic]  frondjel [froͅnžəl} (Hoeselt) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen uitnoden: awtnöe (Hoeselt) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitroep bij knikkerspel halt: Als de knikker uit je handen viel moest je snel holt vult zeggen;  holt (Hoeselt) Halt, term bij knikkerspel. III-3-2
uitschelden verwijten: verwijte (Hoeselt) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] III-3-1
uitslag vertonend branderig: bręnǝrǝx (Hoeselt), brandig: bręndǝx (Hoeselt) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12