21152 |
verharde weg |
steenweg:
stévĕch (Q077p Hoeselt)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwèrme (Q077p Hoeselt)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
opslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅpsløn (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
onderhoren:
onnerhöre (Q077p Hoeselt)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
verhawze (Q077p Hoeselt)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
vërjërdôog (Q077p Hoeselt)
|
Verjaardag.
III-3-2
|
34171 |
verkeerd liggen |
contrarie liggen:
contrarie liggen (Q077p Hoeselt),
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (Q077p Hoeselt)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vreie (Q077p Hoeselt),
vrije (Q077p Hoeselt)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
caressatie:
kersōāsse (Q077p Hoeselt)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
caresseren:
kersiërre (Q077p Hoeselt),
vrijen:
vreie (Q077p Hoeselt),
vrije (Q077p Hoeselt),
vrijë (Q077p Hoeselt)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|