18002 |
verkleumd |
killig:
killich (Q077p Hoeselt)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22833 |
verkopen |
verkopen:
[Verkopen]
verkoope (Q077p Hoeselt)
|
Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
verkat (Q077p Hoeselt)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ich heb ne kā oͅp mən boͅs (Q077p Hoeselt),
n kaa op de bos (Q077p Hoeselt)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
sjachelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
šaxələ (Q077p Hoeselt),
vertruffelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərtrufələ (Q077p Hoeselt)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
ōͅfsløn (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlêge zien (Q077p Hoeselt)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlieze (Q077p Hoeselt)
|
wij verliezen [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
34165 |
verlopen |
herlopen:
(de koe is) hęrlōpǝ (Q077p Hoeselt),
hęrlōpǝ (Q077p Hoeselt)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
19338 |
vermaak |
amusatie:
ammezoasse (Q077p Hoeselt)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|