20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitse koek:
boeksemekoek (Q077p Hoeselt),
bôekkëzëkoek (Q077p Hoeselt),
met boekweitmeel
bokesche kook (Q077p Hoeselt)
|
boekweitkoek || pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
21301 |
boer |
boer:
būr (Q077p Hoeselt),
den helen dohg es ter al bij Willemke, bij Blancquart, bij Jensje, bij de boer, bij den timmerman, bij gr`tvoader, bij mich, bij oech, bij h`m, bij h`r, bij os, bij oech, bij h`n (Q077p Hoeselt),
də bur (Q077p Hoeselt)
|
boer [ZND 14 (1926)] || De hele dag is hij al bi Willempje, bij Blancquaert, bij Jantje, bij de boer, bij de timmerman, bij grootvader, bij mij, bij u (enkv.), bij hem, bij haar, bij ons, bij u (mv), bij hun [ZND 44 (1946)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6, III-3-1
|
22604 |
boer in het kaartspel |
boer:
boer (Q077p Hoeselt)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - IV. Boer. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
33316 |
boerderij, algemeen |
boerderij:
burdǝręi̯ (Q077p Hoeselt)
|
Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a]
I-6
|
24731 |
boerenjasmijn |
jozemijn:
zjozemin (Q077p Hoeselt)
|
Jasmijn, een heester met witte, welriekende bloemen (jasmijn, zezemien). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20681 |
boerenkool |
kool:
kø̄l (Q077p Hoeselt),
kroezelkool:
kroezëlkeul (Q077p Hoeselt)
|
[Goossens 1b (1960)]krulkool
I-7
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalmertje:
zwolmerke (Q077p Hoeselt),
zwoͅi̯lmərkəs (Q077p Hoeselt),
zwo’lmmërkë (Q077p Hoeselt),
Frings
zwoͅlmərkə (Q077p Hoeselt),
zwalmmees:
zwoͅi̯lme:zən (Q077p Hoeselt),
zwo’lmees (Q077p Hoeselt),
zwalmmeesje:
Frings
zwoͅlmēͅskə (Q077p Hoeselt)
|
boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw [ZND 08 (1925)] || zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
21309 |
boerin |
bazin:
boazin (Q077p Hoeselt),
boerin:
boerin (Q077p Hoeselt)
|
de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18836 |
boertig |
drollig:
drollich (Q077p Hoeselt)
|
met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21605 |
boete |
amende (fr.):
ammèn (Q077p Hoeselt),
boete:
boet (Q077p Hoeselt)
|
Boete [de boes]. [N 96D (1989)] || een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)]
III-3-1, III-3-3
|