18576 |
vrouwenondergoed |
vrouwluiondergoed:
vrelui-onnergōēt (Q077p Hoeselt),
vrölluionnergōēd (Q077p Hoeselt)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)] || Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
himə (Q077p Hoeselt),
onderlijfje:
onnerlèfke (Q077p Hoeselt)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24515 |
vrucht zetten |
laden:
lŏĕje (Q077p Hoeselt)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
vette grond:
vętǝ grǫnt (Q077p Hoeselt)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
24966 |
vuil waterx |
vies water:
vies wŏáter (Q077p Hoeselt)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25979 |
vuurmolen |
vuurmolen:
vȳr[molen] (Q077p Hoeselt)
|
Molen die met behulp van een stoommachine wordt aangedreven. Het woordtype vuurmolen is ook van toepassing op molens die met een dieselmotor (P 119, P 188) of op elektriciteit werken. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b add.; Jan 251; Coe 229; Grof 299; monogr.]
II-3
|
19544 |
vuursteen |
vuursteen:
vy(3)̄rstēn (Q077p Hoeselt)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
tang:
taŋ (Q077p Hoeselt)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
22899 |
vuurtje stoken |
pulferen:
Iedërë zondag zin zë hij átër ón t pùlfërë: Elke zondag zijn ze hier achter ons huis aan het vuurtje stoken.
pùlfërë (Q077p Hoeselt),
vuurtje stoken:
Sub pùlfërë: knoeien met vuur, ook: vurkë stwokkë.
vurkë stwokkë (Q077p Hoeselt),
Sub vuur.
vurkë stwokkë (Q077p Hoeselt)
|
Knoeien met vuur. [Vuurtje stoken]. || Vuurtje stoken.
III-3-2
|
30004 |
vuurvaste mortel |
grijze mortie:
gręjzǝ mǫrti (Q077p Hoeselt)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|