18128 |
waterpokken |
wijnpokken:
wijnpokke (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (Q077p Hoeselt),
pøͅt (Q077p Hoeselt)
|
[N 12 (1961)] [RND 08]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterring:
wǭterreŋk (Q077p Hoeselt)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
snip:
Frings
snø̄p (Q077p Hoeselt)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18123 |
waterzucht |
water:
t woatter (Q077p Hoeselt),
woatter (Q077p Hoeselt)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)] || Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
tenietdoen:
ps. omgespeld volgens Frings.
tə nīt dūn (Q077p Hoeselt)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
duur zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
dy(3)̄r (Q077p Hoeselt)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
blijven zitten:
ps. omgespeld volgens Frings.
hēͅ blif tə meͅt zitə (Q077p Hoeselt)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
ps. omgespeld volgens Frings.
kōtxeͅlt (Q077p Hoeselt),
schrijfgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
šrēͅi̯fgeͅlt (Q077p Hoeselt)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21677 |
wbd: staartgeld / verschil |
staartgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
statxeͅlt (Q077p Hoeselt)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|