22388 |
de kaarten steken |
foetelen:
foetëlë (Q077p Hoeselt)
|
de kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
opslagen:
(de kar) slyx˱ op (Q077p Hoeselt)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
30052 |
de kelder uitgraven |
de kelder uitschieten:
kalǝr ǫwtšitǝ (Q077p Hoeselt)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
23697 |
de kerkgang maken |
de uitgang doen:
autgank doen (Q077p Hoeselt),
d`n awtgank doen (Q077p Hoeselt)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23698 |
de kerkgang uitzegenen |
toewijding:
toewijding (Q077p Hoeselt)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
de kruiswêch bêën (Q077p Hoeselt),
de kruisweg doen:
de kruiswèèg doen (Q077p Hoeselt)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22538 |
de mei vieren |
de mei steken:
Sub mee: Ze steken de meiboom als de ruwbouw opgetrokken is.
dë mee stêkë (Q077p Hoeselt),
meiboom steken:
meeboom stêkë (Q077p Hoeselt)
|
[De meiboom steken]. || de tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫphājǝ (Q077p Hoeselt),
optrekken:
ǫptrękǝ (Q077p Hoeselt)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
løtǝ lōpǝ (Q077p Hoeselt)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (Q077p Hoeselt)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|