e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diarree aan de/het schijt: ǫn dǝ šęi̯t (Hoeselt), afgang: ōāfgank (Hoeselt), ôofgang (Hoeselt), ǭfxaŋk (Hoeselt), rappe, de -: dë rappë (Hoeselt), rappë (Hoeselt), schijt: sjijt (Hoeselt, ... ), šęi̯t (Hoeselt) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)] || ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)] I-11, III-1-2
dief een met lange vingers: eene met lang venners (Hoeselt), pikker: pikker (Hoeselt), schelm: chalm (Hoeselt), chelm (Hoeselt), schelm (Hoeselt) dief [ZND 23 (1937)] III-3-1
dienblad kabree: kabree (Hoeselt) dienblad III-2-1
dienstplicht doen bij de troep zijn: bij den troep zien (Hoeselt) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep diep: dīp (Hoeselt) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dier, beest beest: bes (Hoeselt), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  bes (Hoeselt), beͅs (Hoeselt), ook in ZND 23, 009  bēs (Hoeselt) beest [RND], [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bats: bats (Hoeselt, ... ), bil: bil (Hoeselt) Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] III-1-1
dik sap van steenvruchten gom: gom (Hoeselt) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden stijf worden: stijf wjèn (Hoeselt) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke neus dikke neus: dikke nōās (Hoeselt), kaarsendomper: kásëndoempër (Hoeselt) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)] III-1-1