e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif (alg.) duif: daof (Hoeselt), dauf (Hoeselt), dooef (Hoeselt), Pl. [dou.ve]  doͅuf (Hoeselt) duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)] III-3-2
duif met één of meer witte pennen witpen: Sub witsjeer: ook witpen.  witpen (Hoeselt), witscheer: Ook: witpen.  witsjeer (Hoeselt) Duif met witte pennen. III-3-2
duif, algemeen duif: daof (Hoeselt, ... ) duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] III-4-1
duiken plongeren (<fr.): plôzjièrrë (Hoeselt) Duiken naar de bal of in de voeten (voetbalspel). III-3-2
duimeling duimeling: døyməliŋ (Hoeselt) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duivel duivel: dúvël (Hoeselt) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duiven ringen ringen: rèngë (Hoeselt) Ringen van duiven of varkens. III-3-2
duivenhok duifhuis: dǫu̯vǝs (Hoeselt), duivenkot: douvekot (Hoeselt), dǫu̯vǝkǫt (Hoeselt), duives: dauvës (Hoeselt), douves (Hoeselt), doͅu.vəs (Hoeselt) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil. || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenklok constateur (fr.): Sub tôellêe: ook kô-stattêur, komt van Fr. constater vaststellen.  kô-stattêur (Hoeselt), toulet: Ook: kô-stattêur, komt van Fr. constater vaststellen.  tôellêe (Hoeselt) Wekker die de duivenmelkers gebruiken om het uur van aankomst van hun duiven vast te stellen. III-3-2
duivenmelker duivenman: Nën echtën dauvëman (ook dauvëmèlker en dauvëpie) kan oerë stùn loerë.  dauvëman (Hoeselt), duivenmelker: Sub dauvëman: Nën echtën dauvëman (ook dauvëmèlker en dauvëpie) kan oerë stùn loerë.  dauvëmèlker (Hoeselt), duivenpie: Sub dauvëman: Nën echtën dauvëman (ook dauvëmèlker en dauvëpie) kan oerë stùn loerë.  dauvëpie (Hoeselt) Duivenliefhebber. III-3-2