22021 |
duif (alg.) |
duif:
daof (Q077p Hoeselt),
dauf (Q077p Hoeselt),
dooef (Q077p Hoeselt),
Pl. [dou.ve]
doͅuf (Q077p Hoeselt)
|
duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
21934 |
duif met één of meer witte pennen |
witpen:
Sub witsjeer: ook witpen.
witpen (Q077p Hoeselt),
witscheer:
Ook: witpen.
witsjeer (Q077p Hoeselt)
|
Duif met witte pennen.
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
daof (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)]
III-4-1
|
22787 |
duiken |
plongeren (<fr.):
plôzjièrrë (Q077p Hoeselt)
|
Duiken naar de bal of in de voeten (voetbalspel).
III-3-2
|
18689 |
duimeling |
duimeling:
døyməliŋ (Q077p Hoeselt)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23225 |
duivel |
duivel:
dúvël (Q077p Hoeselt)
|
De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22280 |
duiven ringen |
ringen:
rèngë (Q077p Hoeselt)
|
Ringen van duiven of varkens.
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dǫu̯vǝs (Q077p Hoeselt),
duivenkot:
douvekot (Q077p Hoeselt),
dǫu̯vǝkǫt (Q077p Hoeselt),
duives:
dauvës (Q077p Hoeselt),
douves (Q077p Hoeselt),
doͅu.vəs (Q077p Hoeselt)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil. || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
constateur (fr.):
Sub tôellêe: ook kô-stattêur, komt van Fr. constater vaststellen.
kô-stattêur (Q077p Hoeselt),
toulet:
Ook: kô-stattêur, komt van Fr. constater vaststellen.
tôellêe (Q077p Hoeselt)
|
Wekker die de duivenmelkers gebruiken om het uur van aankomst van hun duiven vast te stellen.
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenman:
Nën echtën dauvëman (ook dauvëmèlker en dauvëpie) kan oerë stùn loerë.
dauvëman (Q077p Hoeselt),
duivenmelker:
Sub dauvëman: Nën echtën dauvëman (ook dauvëmèlker en dauvëpie) kan oerë stùn loerë.
dauvëmèlker (Q077p Hoeselt),
duivenpie:
Sub dauvëman: Nën echtën dauvëman (ook dauvëmèlker en dauvëpie) kan oerë stùn loerë.
dauvëpie (Q077p Hoeselt)
|
Duivenliefhebber.
III-3-2
|