32842 |
veldstrengen |
veldkettingen:
vɛltjkęteŋǝ (L426z Holtum)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
33696 |
veldweg |
karweg:
karwęi̯x (L426z Holtum)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|
23547 |
velum |
velum (lat.):
veelum (L426z Holtum),
velum (L426z Holtum)
|
Het velum [veeloem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34131 |
ver uitspringende hielen |
sabelbenen:
sābǝlbɛi̯n (L426z Holtum)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
34155 |
verdrogen |
nalaten:
nǭlǭtǝ (L426z Holtum)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
21660 |
verhogen |
opgaan:
opgaon (L426z Holtum),
opslaan:
opgəsjlagə (L426z Holtum)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
verkeerd liggen:
verkeerd liggen (L426z Holtum)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
sjtīēf van de kauw (L426z Holtum)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
versnopt:
ich bĕn vərsjnŏp (L426z Holtum)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ich höb ein kauw in də hōēt (L426z Holtum)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|