18702 |
jongensblouse |
bloes:
bloes (L325p Horn)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20334 |
jongste kind |
scharkoekje:
sjer = thans van sjerre (bijeenscharrelen)
sjerkeukske (L325p Horn)
|
Wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)]
III-2-2
|
33341 |
jongste knecht, manusje van alles |
enk:
enk (L325p Horn),
varkenswin:
vɛrǝkǝsžwii̯n (L325p Horn)
|
Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.]
I-6
|
21335 |
jood |
jood:
jōēd (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
jood [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
Joedas (L325p Horn)
|
Judas [SGV (1914)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffer:
joffer (L325p Horn)
|
juffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
18707 |
jumper |
jumper:
jumper (L325p Horn)
|
jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18192 |
jurk |
kleed:
kleid (L325p Horn)
|
jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (L325p Horn)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
bakkes:
bakkes ? (L325p Horn),
raak:
i.e. gehemelte
raak (L325p Horn)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|