33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
bles:
blęs (L325p Horn)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
34017 |
langzamer |
hou:
hǫu̯ (L325p Horn)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantere (L325p Horn),
lucht:
lught (L325p Horn)
|
lantaarn [SGV (1914)]
III-2-1
|
18346 |
lap op een schoen |
huif:
hoef (L325p Horn)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18980 |
laster |
laster:
laster (L325p Horn)
|
laster [SGV (1914)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lestig (L325p Horn)
|
lastig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
laote (L325p Horn)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
25735 |
laten trekken |
eiwitrust:
ęjwetrøs (L325p Horn),
rast:
rast (zelfst. nmw.) (L325p Horn),
trekken:
trękǝ (L325p Horn)
|
Het beslag goed laten trekken zodat de versuikering plaatsvindt en de eiwitten omgezet worden. Het werkwoord "laten" werd door de meeste respondenten niet vermeld. [N 35, 38]
II-2
|
23752 |
laten wijden |
inwijden:
inwieje (L325p Horn),
wijden:
raozekrans wieje (L325p Horn),
wieje (L325p Horn),
zegenen:
zaigene (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34642 |
latwerk |
hort:
hǭrt (L325p Horn)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|