33881 |
nageboorte van het paard |
kwaad ding:
ku̯ǭ deŋk (L325p Horn
[(de nageboorte werd onder een boom begraven)]
)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
kruitnageltje:
kroednägelke (L325p Horn),
violet:
flet (L325p Horn)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
25410 |
nagels verwijderen |
schoen(en) uittrekken:
šōn uttrękǝ (L325p Horn)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
25825 |
nagisten |
lageren:
lāgǝrǝ (L325p Horn),
liggen:
leqǝ (L325p Horn),
nagisten:
nǭgestǝ (L325p Horn),
rusten:
rø̜stǝ (L325p Horn)
|
Gezegd van bier. De nagisting ondergaan in legervaten, legerkuipen of legertanks. Het woordtype "lageren" (L 290, L 325, P 120, Q 32, Q 95, Q 101) kan zowel overgankelijk als onovergankelijk worden gebruikt. Gezien de formulering van vraag N 35, 80: "Hoe noemt u het eigenlijke nagisten? Het bier moet ..." zijn bovengenoemde opgaven in dit lemma opgenomen. Zie ook het lemma ''legeren''. Het woordtype "nastoten" (Q 20) wordt gebruikt wanneer het bier tijdens de nagisting nog tamelijk hevig gist (Claessen, pag. 2. 45). Volgens de invuller uit P 180 bleef het bier tot zes maanden liggen. [N 35, 80; monogr.]
II-2
|
33098 |
naoogstrijf |
reek:
rē̜k (L325p Horn)
|
Het stuk gereedschap dat voor het naoogsten wordt gebruikt. Doorgaans doet men dit met de grote houten hark die ook voor het bijeenhalen van het hooi wordt gebruikt. Zie het lemma ''houten hooihark'' (4.2.4) in aflevering I.3. Maar er is ook ander gereedschap voor in omloop, met name een zeer grote hark met een blok van meer dan één meter (tot wel 150 cm) breed en met grote ijzeren tanden, ook wel bosduivel genoemd en ook gebruikt voor het bijeenhalen van bladeren of dennenaalden voor de potstal. Dit laatste benoemingsmotief is bijeengezet in de woordtypen achterin het lemma. In de volgende plaatsen is opgegeven dat men naoogst met de harkmachine (vergelijk het lemma ''hooivergaarmachine'' (4.2.11) in aflevering I.3: L 163, 163a, P 177 (scharmachine: sxē̜ǝrmašen), 195 (idem), Q 121c, 162 en 166 (gritselmachine: gritsǝlmǝšin). In L 164, 265, 290 en 368b is opgegeven dat men naoogst met de houten eg; in L 214, 270, 286 en Q 77 met de houten gaffel. Soms is de constructie van de houten hooihark extra verzwaard om het graanveld na te oogsen; zo is in L 318b, 320c, Q 2 en 2b opgegeven dat de hark twee stelen heeft en in K 357, L 163, 163a, 321 en Q 71 dat er aparte handvaten aan de steel zijn gemonteerd om gemakkelijker te kunnen trekken.' [N 15, 38b en 38c; N 18, 93; JG 1a, 1b, 2c; L 34, 41; monogr.; add. uit N 15, 38a]
I-4
|
33097 |
nascharren, naoogsten |
reken:
rɛkǝ (L325p Horn),
scharren:
šɛrǝ (L325p Horn)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
25393 |
nascheren |
krabben:
krɛbbǝ (L325p Horn),
scheren:
šɛ̄rǝ (L325p Horn)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|
25124 |
natte sneeuw |
natte sneeuw:
(naslag duidelijk a-achtig).
nààtə sjnîê (L325p Horn)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (L325p Horn)
|
nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
secure, een -:
ət iz ənə səkūūrə (L325p Horn),
secuur:
səkūūr (L325p Horn)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|