17599 |
rimpels |
rimpels:
rumpele, rumpel (L325p Horn)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
18396 |
ring |
ring:
ene (R)ihngk-S-S (L325p Horn)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
afstropen:
afstruipe (L325p Horn),
ringen:
renge (L325p Horn)
|
[N Q (1966)] [SGV (1914)]
I-7
|
26494 |
ringhout |
ringhout:
rēŋkhǭwt (L325p Horn)
|
Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.]
II-3
|
24234 |
ringmus |
mus:
mös (L325p Horn),
ringkets:
ringkets (L325p Horn),
ringkèts (L325p Horn)
|
ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkstèke (L325p Horn)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
24449 |
ringrups |
ringelrups:
eigen spellingsysteem
ringelroeps (L325p Horn)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
belle (L325p Horn)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21214 |
riool |
kanaal:
kanaal (L325p Horn)
|
riool [SGV (1914)]
III-3-1
|