e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borrel borrel: borrəl (Horn), bòrrəl (Horn), drupje: dröpkə (Horn, ... ) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) borrelen: borreltj (Horn), borrələ (Horn), bòrrələ (Horn), wellen: wellə (Horn) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] III-4-4
borrelglaasje borrelglaasje: borrelglèske (Horn) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borst borst: bǫrst (Horn) Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] II-3
borstel bezempje: bèsemke (Horn), borstel: borstel (Horn), bórstel (Horn) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1
borstelig haar stekelig haar: sjtekelig haor (Horn) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borsten memmen: memme (Horn) borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1961)] III-1-1
borstkas borst: borst (Horn) borst(kas) [SGV (1914)] III-1-1
borstriem borstriem: borstrēm (Horn) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borststuk van een schort hart: hert (Horn), hartje: hertje (Horn) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3